superurl.nl/Bob-Evers

Voeg deze site toe aan je favorieten

Je bent bezoeker nummer

Copyright:

De totale tekst (dus van beide pagina's waaruit deze site bestaat, inclusief illustraties) tussen de twee zwart-witte balken mag via alle soorten van media verspreid worden, doch
uitsluitend in zijn geheel en zonder wijzigingen of toevoegingen.



(een persiflage)

Reder Arthur P. Roos kwam laat thuis na een dag lang op de rederij te hebben geworsteld met het probleem van een schip dat op een zandbank was vastgelopen. Hij had de sleutel al in het slot van de voordeur gestoken, toen hij een bekende figuur zag naderen.

"Zo zo, als dat Jan Prins niet is," zei hij langs zijn sigaar heen. "Kom je Arie weer alle hoeken van de wereld laten zien?"

"Nee meneer, ik heb... Nou ja, het is eigenlijk een beetje... hoe zal ik het zeggen... gênant. Kijk, het zit namelijk zo: ..."

"Ja, laat maar zitten, Jan. Ik ken jouw gewoonte om jezelf helemaal vast te praten. Je was zeker niet van plan om de waarheid te zeggen, wel? Precies; ik zie het al aan je gezicht. Maar goed, ik zal even kijken of Arie thuis is."

Ze liepen door de gang naar de huiskamer. Arie was daar niet en daarom wilde Pa Roos de trap al op lopen naar Arie's kamer, maar Jan zag een briefje op tafel liggen. Hij pakte het op en las:

Ben even naar Bob. Verwacht morgen terug te zijn. Arie

Jan riep Pa Roos terug en liet hem het briefje zien.

"Nou, dat is duidelijk," zei Jan. "Arie is dus niet hier." Hij nam afscheid en verliet het huis.

Eenmaal buiten blies hij krachtig door zijn neus. Poeh, wat stonk die sigaar van de oude Roos! Vroeger was het Jan nooit opgevallen, maar sinds hij zelf gestopt was met roken merkte hij hoe vreselijk smerig die dingen eigenlijk waren.

Het eerste dat Jan bij thuiskomst deed was de telefoon pakken. Gelukkig is het niet meer zo duur om naar de States te bellen, dacht hij terwijl hij het nummer van Bob intoetste. Jan keek op zijn horloge en rekende uit dat het in Pittsburgh kort na lunchtijd was.

Bobs vader nam op. Hij herkende meteen de stem van Jan Prins en zei: "Kijk eens aan. Wil je Bob weer meekrijgen op één of ander avontuur? Gaan jullie weer naar Hong Kong? Of naar Moskou? Of hebben jullie besloten, deze keer maar eens boeven te gaan vangen op de maan? Als je maar weet dat je ons zonnestelsel niet verlaat, hoor je? Waag het niet, want ik kom jullie achterna en sleep je terug!"

Jan had natuurlijk niet in de gaten dat de beste man een grap maakte en viel uit: "Welnee meneer, ik wou alleen even weten of Arie daar is!"

"Arie? Je bedoelt Arie Roos? Die is hier al tijden niet geweest... Wacht even..."

De Amerikaan uit Pittsburg drukte op een knop en schakelde daarmee over op huistelefoon. Even later hoorde Jan Bob aan de andere kant: "Hallo Jan, ik hoorde van mijn vader dat je dacht dat Arie hier was. Waarom denk je dat?"

Jan vertelde van het briefje dat hij had gevonden. Hij had het al raar gevonden dat Arie 'even' naar Bob was gegaan, en na de reactie van Bobs vader wist hij zeker dat er iets niet in de haak was. Bob dacht even na, en nam een besluit. "Okee, Jan, ik kom meteen naar je toe. Ik heb het vermoeden dat Arie dat briefje daar niet zelf heeft neergelegd, maar iemand die wil dat wij denken dat er niets aan de hand is. We gaan even flink op speurtocht en we zullen Arie vinden, al kost het de helft van ons vermogen."

Jan wilde protesteren tegen dit kostenplaatje, maar vond dat hij dat maar beter kon doen als Bob er eenmaal was; dat scheelde weer een hoop telefoonkosten.

Terwijl Bob in een taxi naar het vliegveld reed, dacht hij na over het hoe en waarom van Arie's verdwijning. Hij kon geen andere verklaring vinden dan dat Arie ontvoerd was door iemand die eerder door het drietal verslagen was. Maar waarom dan alleen Arie? Bob kon maar één conclusie trekken: met zijn opvallende uiterlijk was Arie makkelijk te herkennen. Mensen zoals Jan zie je overal, en dan zou een vijand niet zeker weten of hij misschien de verkeerde te pakken had. Hoewel, misschien was Arie wel alleen het begin, en liepen de beide andere vrienden wel hetzelfde gevaar.

Bob keek achterom. Enkele auto's reden achter de taxi aan, maar dat was niets bijzonders; dit was tenslotte een vrij drukke weg. En toch zat iets hem dwars. In één van de achterliggers zat een man achter het stuur, die hem bekend voorkwam... die neus en die brede schouders... Opeens schoot Bob recht overeind en stootte zijn hoofd tegen het dak van de taxi. Dat zou best eens Bennie kunnen zijn, die hij in Honolulu eens een flinke hak had gezet. Zou hij, samen met zijn toenmalige partners, soms op wraak uit zijn?

Bob keek even om zich heen en nam een besluit.

"Stop hier maar, chauffeur, ik bedacht opeens dat ik nog een paar dingen moet kopen."

De chauffeur vertrok geen spier in zijn gezicht, en zette de wagen langs de stoeprand. Bob betaalde, stapte uit en schoot een winkel in; zo'n typisch Amerikaans geval dat 24 uur per dag open is. Van achter een pilaar keek hij naar buiten en zag de auto met de breedgeschouderde man voorbijrijden. De man die daarin zat, leek van opzij veel minder op Bennie dan van voren, en Bob begreep dat dit loos alarm was. Hij ging weer naar buiten en keek of er ergens een andere taxi in zicht was.

Ondertussen zat Jan ook niet stil. Hij had het briefje goed gezien en met zijn fotografisch geheugen kon hij het nog zo voor zich zien. Het handschrift was toch zeker dat van Arie. Natuurlijk zou het kunnen dat die het onder dwang geschreven had, maar Arie was toch niet iemand die zomaar zonder slag of stoot zoiets zou doen. En sporen van een vechtpartij waren niet te zien geweest. Maar het kon natuurlijk best wezen, dat de ontvoerder het handschrift van Arie kende en zodoende een vervalst briefje had kunnen maken. Maar dan bleef de vraag: wie o wie?

Jan bleef zich nog een tijdje het hoofd breken, maar besloot dat hij er nooit uit zou komen als hij hier op zijn kamer zou blijven zitten denken. Het was beter als hij eerst eens naar Schiphol zou bellen om te weten te komen wanneer Bob zou kunnen aankomen. Dat bleek de volgende ochtend rond half 9 te zijn.

De volgende morgen om 7 uur zat Jan in een bus richting Schiphol. Geen KLM-bus, maar een gewone lijnbus. Natuurlijk zou Arie in zo'n zelfde situatie een taxi hebben genomen, maar Jan vond dat niet nodig. Er waren genoeg bussen, dus waarom onnodig veel geld uitgeven? Je was wat langer onderweg, maar zolang tijd geen allesoverheersende factor was, was dat niet erg.

In de bus zat er achter Jan een lange man, die ongewoon veel belangstelling scheen te hebben voor elke beweging die Jan maakte, en schuin dáárachter zat een man met één arm, die ook af en toe op een vreemde manier naar Jan keek. Verder zaten er nog een vrouw met een stel kinderen in de bus, en wat andere reizigers, maar die deden op geen enkele manier verdacht.

Jan kreeg een idee. Hij ging zo dicht mogelijk bij de uitstapdeuren zitten om een oud trucje te kunnen uithalen. Toen de bus bij de luchthaven stopte, stapten alle gewone reizigers uit, maar Eenarm en de Lange bleven zitten. Jan had het gevoel dat vooral Eenarm hem scherp in de gaten hield.

Op het moment dat de deuren begonnen te sissen nam Jan een sprong en glipte nog net tussen de deuren door, zodat een eventuele achtervolger het nakijken had. De chauffeur keek een beetje vreemd toen één van zijn passagiers op deze manier uitstapte, maar het kon hem verder weinig schelen. Hij trapte het gaspedaal in en reed weg. Eenarm en de Lange zaten naar buiten te kijken alsof er niets bijzonders gebeurd was. Dus Jan had zich vergist... of het was heel knap toneelspel.

Toen Bob uit het vliegtuig stapte, sloeg de hitte hem tegemoet. In Pittsburgh was het koel en bewolkt geweest, en daar had hij zich dan ook op gekleed. Met een vlugge beweging ritste Bob zijn jas los. Ziezo, dat scheelde weer een stuk! En nou maar eens kijken of Jan Prins al gearriveerd was.

Daar had Bob zich geen zorgen om hoeven te maken. Jan zat in de aankomsthal met een kop koffie in de hand, volledig in gedachten, en daardoor merkte hij Bob pas op toen die een hand op zijn schouder legde. Jan had nog bijna niets van de koffie gedronken omdat die gloeiend heet was. Dat laatste wist Bob nu ook. Met een pijnlijke kreet sprong hij alle kanten op, ondertussen met zijn jas zijn gezicht schoonvegend.

"Nou zeg," zei Bob toen hij weer een beetje afgekoeld was. "Anders is hij altijd zo zuinig, maar zuinig op zijn vrienden is Jantje niet!"

"Moet je dat horen!" riep Jan, meteen op zijn teentjes getrapt. "Meneer de Amerikaan komt op Hollandse bodem, en het eerste dat hij doet, is mij laten schrikken en dan zeggen dat het mijn schuld is."

Bob had eigenlijk geen zin in ruzie. Hij zat teveel met de verdwijning van Arie in de maag. Daarom zei hij: "Luister nou even, Jan, we kunnen hier nou wel een hoop heisa gaan maken, maar zouden we dat niet liever doen bij degene die Arie heeft ontvoerd? Hoe komt het eigenlijk dat je zo afwezig was?"

"Ik zat te piekeren. En bovendien... sinds Arie's verdwijning ben ik zo paranoïde als het maar kan. Overal zie ik mensen verdacht doen terwijl er niets aan de hand is."

"Ja, dat is mij ook al een keer gebeurd. Nou, laten we eerst maar eens ergens naartoe gaan; ik wil nou wel eens precies weten wat er gebeurd is."

Jan en Bob namen de eerste de beste bus waar "Amsterdam" op stond. In de bus wilden ze nog niet praten, want je wist tenslotte nooit wie er meeluisterde. De bus bracht hen naar het Stadionplein. Jan stapte uit en leidde Bob mee naar tram 6, die niet lang daarna vertrok. Toen de tram bij een brug stopte merkte Bob op dat er in deze straat veel winkels waren, dus waarschijnlijk ook eetgelegenheden. Hij stelde dan ook voor om hier uit te stappen. Jan weifelde iets te lang, en de tram vertrok. Amper 100 meter verder zagen ze links een cafetaria, en de jongens besloten dat ze daar zouden gaan zitten en overleggen. Ze stapten bij de volgende halte uit. Vijf minuten later wandelden ze de cafetaria binnen. Achter de toonbank stond een man van meer dan middelbare leeftijd. "Hallo jongens, vertel het eens."

Bob vroeg zachtjes aan Jan: "Wat eet je nou doorgaans in dit soort tenten?"

"Waar heb je zin in?"

"Nou, een hamburger en een bak sla, of zoiets. En dan ijs."

"Okee," zei Jan. Hij wendde zich tot de eigenaar. "Twee hamburgers, één slaatje... en wat voor ijs hebt u?"

De man wees op een kaart met afbeeldingen van voorverpakt ijs. Bob besloot dat hij dat ijs dan maar elders zou gaan eten. Hij wou een grote portie ijs, en niet van die kleine dingetjes die hij daar zag.

"Kijk," begon Jan toen ze aan een tafeltje zaten, "dat briefje leek volkomen normaal. Voor zover ik kon zien, was het echt het handschrift van Arie. Maar al het andere klopt niet. Arie was niet naar jou toe, dus er is duidelijk iets mis. Verder hebben we niets waar we wat aan hebben; we tasten volkomen in het duister. Dus wat doen we?"

De eigenaar kwam twee hamburgers en een slaatje brengen. "Eet smakelijk jongens," zei hij en verdween weer achter de toonbank.

"Wat we zouden kunnen doen..." begon Jan. Hij brak zichzelf af toen er twee mannen en een vrouw binnen kwamen lopen.

Bob keek achterom en zag ze. Hij begreep dat iedereen die binnenkwam, dat zou kunnen doen om luistervink te spelen. "Wacht maar even totdat ze weg zijn," zei hij zachtjes. Jan knikte. "Ja," zei hij, harder dan de bedoeling was, "de eigenaar van deze zaak vertrouw ik wel, maar..."

"Dat is je geraaie ook!" zei de vrouw in zulk verschrikkelijk plat Amsterdams, dat de jukebox van schrik een plaat van Koos Alberts begon te spelen die er niet eens in zat. "Heb niet het lef om wat van Smitje te segge, want dan krijg je met mijn te make; hèje da' goed begrejpe?"

Jan dacht na over een antwoord, maar het was niet nodig. De vrouw keurde het duo verder geen blik waardig, en nadat de klanten hadden gekregen wat ze besteld hadden, verlieten ze de cafetaria.

"Smitje?" vroeg Bob. "Nou spreek ik toch al aardig Hollands, en die namen van jullie kan ik ook wel plaatsen, maar deze heb ik nog nooit gehoord."

Jan liet zijn blik langs de grote winkelruit gaan en stuitte op de tekst (die van binnen uit in spiegelbeeld te zien was): 'Snackbar Oase' en daaronder met kleinere letters: 'C K Smit'. Hij maakte Bob daarop attent.

"Ja," zei Smitje desgevraagd, "de mensen noemen me allemaal zo; dat is al sinds mensenheugenis zo. Wil je wel geloven dat niemand de naam 'Oase' kent? Probeer het maar: vraag eerst naar 'Snackbar Oase' en dan naar 'Smitje'. We staan dan ook niet in het telefoonboek onder Oase, maar alleen onder Smit."

Jan en Bob vonden dat heel interessant, maar ze waren daar niet om de geschiedenis van een cafetaria te leren, maar om te overleggen wat ze konden doen om Arie terug te vinden.

"Kijk," zei Jan, "we hebben eigenlijk totaal niets om mee te starten. We zoeken naar een speld in een hooiberg. Maar ik had zo gedacht: Arie heeft zijn eigen telefoon op zijn kamer. Als we nou op 'redial' drukken weten we wie hij het laatst gebeld heeft, en dat zou wel eens kunnen helpen. De kans is niet groot dat we daar wijzer van worden, maar het is onze enige kans... of weet jij iets beters?"

Bob moest toegeven dat hij dat niet wist. Nadat ze hun eten op hadden, rekenden ze af en gingen naar het huis van Arie. Ze vroegen Pa Roos of ze naar aanwijzingen mochten zoeken om het spoor van Arie te vinden. Die had er niets op tegen, dus even later zaten ze op Arie's kamer met de telefoon tussen hen in.

"Nou kunnen we wel zien wie Arie het laatst gebeld heeft, maar dat kan alleen door datzelfde nummer te bellen," zei Bob. "En als die ontvoerder een vreemd telefoontje krijgt, denk je dan niet dat hij extra op zijn hoede is, zodat we onszelf in de wielen rijden?"

"Nee, dat hoeft niet," zei Jan, die met zijn technische inzicht al meteen had gezien wat voor toestel dat was. "Er zit een venstertje op dit ding. Dus als we op 'redial' drukken, krijgen we het nummer te zien. Het punt is, dat we dat nummer moeten noteren vóórdat de telefoon aan de andere kant gaat rinkelen. Kun jij zo snel lezen?"

"Nee, dat niet... maar ik herinner me iets van jullie telefoonsysteem. Als je de hoorn opneemt en je doet dan een hele tijd niets, krijg je hier dan niet het in-gesprek-signaal?"

Jan sprong overeind. "Natuurlijk, dat is het!" Hij pakte de hoorn en legde die op tafel. Toen het bekende tuut-tuut-tuut begon, drukte Jan op het knopje. Op het venster verscheen een nummer met 030.

"Welke plaats is dat?" vroeg Bob.

"Zeg maar liever: welke plaatsen," antwoordde Jan. "030 is Utrecht, maar ook een heleboel plaatsen eromheen. Laten we 'ns kijken in de telefoonboeken. Aan de begincijfers van het abonneenummer kunnen we zien welke plaats hier van toepassing is."

In het kantoortje in het zijkamertje, dat Pa Roos had ingericht voor als hij werk mee naar huis nam, stonden alle telefoonboeken van Nederland. Al gauw bleek dat het een lange zoektocht zou worden. Ze begonnen in het district Utrecht te zoeken bij de A en werkten naar de Z toe. Het zoeken had bijna niet langer kunnen duren, want de gezochte plaats bleek Zeist te zijn. En daarmee was het raadsel compleet: Jan, Bob en Pa Roos wisten geen van allen wie Arie daar kende.

"Kunnen we dan niet de hele lijst aflopen net zolang tot we het nummer tegenkomen?" vroeg Bob.

Jan pakte het telefoonboek en gooide dat naar Bob toe. "Ga je gang," zei hij. "Zeist beslaat zo'n 75 bladzijden, dus ik zou zeggen: tot volgende week!"

"Kijk, jongens," mengde Pa Roos zich in het gesprek. "Ik kan wel even bellen en zeggen dat ik op 'hun advertentie' reageer. Dan heb ik gewoon per ongeluk een fout nummer gedraaid; dat kan toch iedereen overkomen?"

Dit plan was zo simpel en toch zo geniaal. Het was duidelijk van wie Arie zijn talent had om steeds weer de lastigste problemen het hoofd te bieden.

De telefonade leverde het resultaat op, dat ze nu wisten dat het nummer van een familie de Bruin was. "Maar," zei Pa Roos, "ik geloof niet dat we hier met misdadigers te maken hebben. Ik had een jongen van jullie leeftijd aan de telefoon, en... ik weet het niet, maar hij klonk veel te... eehhh..."

"Sympathiek?" vroeg Jan.

"Ja, ik geloof dat je dat wel mag zeggen, maar het was méér dan alleen sympathiek. Ik kan er echt de woorden niet voor vinden."

Bob en Jan besloten toch maar eens naar Zeist toe te gaan. Ze hadden niets anders om mee te beginnen, dus ze pakten deze strohalm.

In de garage bij een rijtjeshuis in Zeist was de popgroep Balance & Bulls aan het oefenen. Rick zong en speelde bas, Linda speelde piano en zong tweede stem, en Jelle, die de tweelingbroer van Linda was en die een dikke bril droeg omdat hij heel slecht zag, speelde drums. Omdat hun sterrenbeelden Weegschaal en tweemaal Stier waren hadden ze deze naam aangenomen.

Na het slotakkoord zei Rick: "Dit gaat wel goed zo, vind je niet? Zullen we nu even dat nummer proberen dat Jelle laatst heeft geschreven?"

Als antwoord kwam Jelle achter de drums vandaan, pakte de saxofoon en blies er even in om de vochtigheid van het instrument op peil te brengen. Rick legde de bas weg, pakte een akoestische gitaar en begon te spelen. Het was een stukje onvervalste New Age. Dat was namelijk de specialiteit van Jelle, terwijl Linda meer van Softpop hield, en Rick van good old Rock&Roll. Dat laatste was heel toepasselijk, want hij was op dezelfde dag jarig als Chuck Berry, die hij als de enige echte koning van de Rock&Roll beschouwde.

Ze kwamen tot halverwege het nummer en werden toen onderbroken door de deurbel. Rick hield op met spelen en ging kijken.

Jan en Bob hadden onderweg uitgebreid overlegd wat ze zouden doen als ze huize de Bruin zouden vinden. Pa Roos was er wel héél erg van overtuigd dat de bewoners uit het goede hout gesneden waren. Als ze brutaalweg zouden aanbellen hadden ze dus goede kans dat ze door gewone aardige mensen zouden worden ontvangen, die Arie kenden. Of anders zou blijken dat Pa Roos ongelijk had gehad, en dan zouden ze vanzelf wel bij Arie terechtkomen, waarna ze samen wel kans zouden zien, te ontsnappen.

In Zeist waren ze tientallen keren verkeerd gereden voordat ze de juiste straat vonden. Toen ze het huis in kwestie hadden gevonden, parkeerde Jan de auto in de schaduw van een boom, ongeveer 100 meter daarvandaan. Die schaduw zou waarschijnlijk van weinig nut zijn, want het zag ernaar uit dat er ieder moment een onweersbui kon losbarsten.

Jan stapte uit en liep naar het huis toe, terwijl Bob in de auto achterbleef. Ze hadden afgesproken dat ze de brutaalste methode zouden hanteren die er maar bestond.

Nadat Jan had aangebeld, duurde het enkele seconden voordat niet de huisdeur, maar de garagedeur openging. Jan kon een zacht gegrinnik niet onderdrukken. De jongen die daar tevoorschijn kwam was in alles het absolute tegengestelde van Arie Roos: hij was lang en mager, had donker haar, geen sproeten, en... een uitdrukking op het gezicht die bij Jan hetzelfde gevoel opriep als bij Pa Roos: die jongen had iets sympathieks over zich.

"Hallo, ik heb reden om aan te nemen dat mijn vriend Arie Roos hier is, klopt dat?"

Rick keek verbaasd. "Arie Roos? Die naam komt me vaag bekend voor, maar ik weet één ding zeker: die is hier niet. Waarom denk je dat?"

Jan geloofde zonder meer dat Rick de waarheid sprak. Er zijn zo van die dingen die de beste acteur niet kan simuleren, en het gedrag van deze jongen hoorde daar beslist bij. Maar misschien gebeurden er in of rond dit huis wel dingen waar hij niets van wist. Jan besloot hem maar te vertellen hoe ze aan zijn adres waren gekomen, maar zonder erbij te zeggen dat ze een ontvoering vermoedden.

"Even denken... Ja, ik geloof dat ik al weet wat je bedoelt. Vorige week was ik in Amsterdam, en daar had ik mijn zakagenda verloren. Arie vond hem en belde me op. En dat is alles wat ik weet. Maar waarom kom je hier helemaal naartoe? Is er iets aan de hand dan?"

Jan kon niet meer anders doen dan te zeggen dat hij Arie aan het zoeken was, want die was zomaar opeens verdwenen. Hij zei expres niet 'ontvoerd', want nodeloos ruzie krijgen met iemand die zich beschuldigd voelde, vond hij niet nodig.

"Wacht even..." zei Rick. Hij verdween in de garage en kwam een minuut later weer naar buiten. "Ik heb even tegen mijn vrienden gezegd dat er iets tussen is gekomen, en dat ze maar zonder mij verder moeten gaan."

Rick haalde een sleutel uit zijn broekzak en deed de huisdeur open. "Kom mee," zei hij.

Jan volgde hem twee trappen op, en samen kwamen ze op een zolderkamertje. Rick zocht even iets in een bureau en liet even later een agenda en een envelop zien. "Voilà," zei hij. "In deze envelop heeft Arie me mijn agenda opgestuurd. Herken je zijn handschrift?"

Jan moest toegeven dat hij dat inderdaad deed. Hij vermoedde dat Rick al had begrepen dat hij hem van ontvoering verdacht, en in gedachten begon hij al excuses te formuleren voor deze valse beschuldiging. Maar dat bleek helemaal niet nodig. Rick zei: "Nu weet je dat ik geen kidnapper ben, dus nou wou ik je vragen of ik mee mag doen met het zoeken naar je vriend. De ene dienst is de andere waard, zeg ik altijd maar, en omdat Arie geen beloning wilde hebben, kan ik nu mooi op deze manier de rekening vereffenen."

Bob had veel verwacht, maar beslist niet dat wat hij nu zag: Jan kwam samen met een vreemde jongen broederlijk naar de auto toe wandelen. Nadat Bob en Rick aan elkaar waren voorgesteld, besloten Jan en Rick samen achterin te gaan zitten, zodat Rick uitgebreid op de hoogte kon worden gebracht. Veel om hem te vertellen had Jan niet meer, want het enige spoor dat ze hadden gehad, bleek dood te lopen.

Rick vond het maar het beste om terug naar Amsterdam te rijden; dan moesten ze daar maar eens gaan kijken wat ze dan nog konden doen. Op de plaats van een misdrijf vind je altijd wel een aanknopingspunt.

Deze raad van Rick volgden Jan en Bob, om de doodeenvoudige reden dat ze zelf geen beter idee hadden. Het was inmiddels flink gaan onweren en daardoor konden ze niet opschieten. De zon was al bezig onder te gaan toen ze eindelijk aankwamen.

KLIK HIER VOOR HET VERVOLG


Home